Over PFAS, bananen en biodiversiteit
(uit de nieuwsbrief van juni 2024)
PFAS
‘Moeten we ons zorgen maken over PFAS?’ is de vraag die ik wel eens hoor. En in de context van de tuin is naar mijn idee het antwoord: niet meer dan je je over andere stofjes zorgen maakt. PFAS is de verzamelnaam voor een groep stoffen, inclusief PFOS en/of PFOA. Dit zijn stoffen die een zogenaamde per-fluor verbinding hebben. Deze stoffen zijn zeer effectief voor onder andere het waterdicht maken van materialen of het maken van blusschuim. Echter, vanwege deze nuttige eigenschappen is het ook een groep stoffen die maar moeilijk afbreekt als ze in de natuur terecht komen. Dit betekent dat er steeds meer PFAS in de natuur zit en wij ook aan steeds grotere hoeveelheden worden blootgesteld. Wat het precies met mensen op lange termijn doet weten we nog niet, maar we weten wel het niet goed is om bloot te worden gesteld aan hoge concentraties PFAS.
Dus waarom hoeven we ons dan eigenlijk niet al te veel zorgen te maken over die PFAS? Natuurlijk zitten we vlak bij Chemour in Dordrecht, een voormalige producent van PFAS, maar doordat de wind dominant uit het westen of het zuidwesten komt heeft dit eigenlijk maar beperkt invloed op het gebied waarin onze tuinen zich bevinden. Dit is ook vastgelegd met verschillende onderzoeken die zijn gedaan in de omgeving. Zo is er onderzoek geweest naar de bodem en groentes uit verschillende moestuinen in de windrichtingen rond Chemour. Hierbij is ook gekeken naar een moestuin ten oosten van de onze in Zwijndrecht en een moestuin ten zuidwesten van ons – in deze moestuinen was eigenlijk geen sprake van een verhoogd gehalte PFAS die te wijden was aan Chemour.
Verder heeft de milieudienst van de regio Rijnmond (DCMR) uitgebreid onderzoek gedaan naar wat de te verwachten waardes zijn voor de verschillende soorten PFAS in de bodem in de regio. Uit testen van de grond uit de moestuinen blijkt dat de gehaltes PFAS in de grond bijna gelijk is met de waardes waarvan de DCMR zegt dat deze regionaal te verwachten zijn. Zijn deze waardes iets hoger dan we zouden willen? Natuurlijk, het liefst willen we helemaal geen PFAS in onze bodem of onze plantjes, maar reden tot zorgen hebben we eigenlijk niet.
Biodiversiteit
Waar ik me wel eens zorgen over maak? Biodiversiteit. Het is een vervelend trend woord – je hoort het vaak wanneer er ergens extra kosten moeten worden gemaakt, of er weer eens iets wordt opgelegd vanuit Brussel ten behoeve van de biodiversiteit. Laatst ook weer: ‘Nederland kampioen biodiversiteitsverlies, ‘de natuur staat er dramatisch voor’. Wat moeten we er nou mee? We kunnen toch niet alles behouden? Toch is biodiversiteit enorm belangrijk, en het is ook meer dan proberen om allerlei soorten in stand te houden.
De meest voorkomende beschrijving van biodiversiteit gaat over soortenrijkdom, hoeveel soorten van verschillende dieren en planten in een gebied leven. Maar net zo belangrijk is de genetische biodiversiteit, dit zijn de verschillende varianten binnen een soort. Een goed voorbeeld van het belang van genetische biodiversiteit is de banaan.
Bananen
Bijna iedereen die wel eens een bananensnoepje of bananenmilkshake heeft gehad kan het er mee eens zijn – het smaakt een beetje naar banaan, maar niet helemaal. Dit komt omdat de smaak ‘banaan’ niet gebaseerd is op de banaan die we tegenwoordig in de supermarkt of bij de groenteboer kunnen vinden. Tot in de jaren ’50 was het de Gros Michel banaan die werd geproduceerd en gegeten. Dit type banaan is zaadloos, smakelijk, goed te vervoeren – geweldig voor de wereldhandel dus. Omdat het een zaadloze banaan is kan de Gros Michel alleen doormiddel van enten worden vermeerderd. En dit betekend dat alle bananenbomen van het soort genetisch identiek zijn, en hierdoor kwetsbaar voor ziektes. En die ziekte kwam er ook– de Panama ziekte. Deze schimmelinfectie heeft wereldwijd de bananenproductie getroffen in de jaren ’50 en de Gros Michel banaan is als gevolg bijna uitgestorven. Tot op heden is de Gros Michel op nog maar een paar plekken ter wereld te vinden, met name afgelegen eilanden
Bananenproducenten moesten op zoek naar een andere soort, een die resistent was tegen de schimmel die de Panama ziekte veroorzaakt. Zo komen we op de banaan die je tegenwoordig overal ziet, dit is de Cavendish. De Cavendish is zaadloos en makkelijk te vervoeren, ideaal voor de handel, en smaakt dus iets anders dan de Gros Michel. Maar omdat deze banaan enkel te vermeerderen is via enten is deze gevoelig voor ziektes. Voelt u de bui al hangen?
En wat heeft dat allemaal met biodiversiteit te maken? Het gebrek aan genetische diversiteit binnen een soort maakt dat deze vaak gevoelig is voor ziektes. Juist door veel varianten van een soort in stand te houden, en wanneer nodig deze te kruizen om te selecteren voor gewenste eigenschappen, kunnen we er voor zorgen dat nuttige planten kunnen worden behouden. Hier kunnen wij als tuinders een klein steentje bijdragen. Juist omdat voor ons eigenschappen als houdbaarheid, dat wil zeggen lang genoeg houdbaar om de halve wereld over te transporteren, niet zo belangrijk is, kunnen wij varianten van soorten groeien die we in een supermarkt of zelfs bij de groentenboer niet zo vaak zien. Hiermee bewaken we een klein beetje de genetische biodiversiteit.